Senatör Fatma Pehlivan, önümüzdeki günlerde tahta çıkmaya hazırlanan veliaht Prens Philippe’e basın aracılığıyla gönderdiği açık mektupta duygu ve düşüncelerini aktardı.
Pehlivan mektubunda, 1963 yılında Belçika’nın Gent şehrine gelderek maden ocaklarında ve tekstil fabrikalarında çalışan bir babanın kızı olduğunu ve kendisinin de 1965 yılında gözü yaşlı bir şekilde kardeşleriyle birlikte İstanbul’dan ayrılmak zorunda kaldığını ifade etti.
Başarıya ulaşan yabancı kökenli birisi olarak, bunun hiç te kolay olmadığını söyleyen Senatör Pehlivan, Belçika’ya gelen yabancıların meydana getirdiği sosyal oluşumun potansiyelinden yararlanılması gerektiğini anlattı ve bu konuda yeni kraldan bir adım beklediğini dile getirdi.
İşte Senatör Pehlivan’ın De Standaart gazetesinde yayımlanan açık mektubu:
Op 21 juli wordt u koning van een land in volle verandering. Uitdijende verstedelijking en toenemende diversiteit beïnvloeden diepgaand en onomkeerbaar onze Belgische samenleving. Dit maakt er de zaken niet eenvoudiger op. Deze maatschappelijke complexiteit stelt ons allen samen voor de uitdaging om de noodzakelijke voorwaarden te creëren voor een leefbare toekomst voor onze kinderen en kleinkinderen, ongeacht hun roots. Het was voor mij dan ook een hart onder de riem toen uw vader, koning Albert II, in zijn toespraak op tv het volgende zei: ‘Met een bevolking die zo rijk is aan talenten, aan verscheidenheid, aan edelmoedigheid en energie, is de toekomst van ons land in de beste handen.’
In de jaren vijftig en zestig heeft België tal van gastarbeiders naar hier gehaald voor het ‘vuile en harde’ werk in de steenkoolmijnen en textielfabrieken. Mijn vader was zo’n gastarbeider. Na een avontuurlijke reis door Europa, is hij in 1963 in Gent aanbeland. In 1965 heb ik met pijn in het hart en tranen in de ogen mijn geboortestad Istanbul verlaten om me, samen met mijn moeder, broers en zus, in Gent bij hem te voegen. Tegenwoordig wordt dat geproblematiseerd als ‘gezinshereniging’. Ondertussen ben ik hier al 48 jaar gesetteld. Ik heb van mijn ouders kansen gekregen en die ook gegrepen. Als arbeiderskind en bovendien van vreemde herkomst, ben ik op de sociale ladder een paar treden naar boven kunnen klimmen. Ik prijs mij gelukkig. Vandaag ben ik de fiere moeder van twee kinderen die hogere studies hebben gedaan en met succes hun respectieve carrières zijn gestart, de ene als architect en de andere als financieel directeur van een internationale organisatie.
Maar er zijn ook veel migrantenkinderen die te weinig of geen kansen gekregen hebben. Uitsluiting en achterstelling zijn tot vandaag, om zeer uiteenlopende redenen, nog steeds schering en inslag. In het actuele jargon wordt dit samenvattend ‘gekleurde armoede’ genoemd. En toch is er veel talent en werkkracht aanwezig bij de zogeheten etnisch-culturele minderheden. Zij moeten alleen maar op passende wijze aangemoedigd worden.
Mijn excuses trouwens als ik mij af en toe bezondig aan technisch jargon. Maar we zijn er zo gewoon aan geraakt om alles te benoemen en te catalogiseren, ook mensen en gemeenschappen, dat de man en vrouw in de straat abstracte wezens zijn en er over hun hoofden heen gepalaverd wordt. Daarom ook dat ik er met aandrang voor blijf pleiten om kleinschalige initiatieven te stimuleren, aan de basis, dicht bij de gewone burger, om mensen van diverse herkomst dichter bij mekaar te brengen, met elkaar kennis te laten maken, samen op stap te laten gaan. Bottom-up in plaats van top-down dus.
Onbekend maakt onbemind, is het gezegde. Buren kennen mekaar soms niet meer, laat staan mensen in sociaal-culturele milieus die geen affiniteit met elkaar hebben. Deze kleurrijke samenleving heeft zonder meer nood aan bruggenbouwers om ontmoeting en dialoog tussen mensen en gemeenschappen mogelijk te maken, om de ‘vreemdheid’ op te heffen die mensen opsluit in bizarre singulariteit. De uitdaging is om tot een harmonieus samenleven in diversiteit te komen. Geen ‘wij-zij’-verhaal, maar enkel een ‘wij’-verhaal, ongeacht etnisch-culturele herkomst of sociaal-economisch statuut. Dit is geen romantiek, maar een pleidooi voor een breed begrepen ‘herverdelende rechtvaardigheid’. Een humane, zorgzame samenleving sluit geen mensen uit.
Volgend jaar wordt vijftig jaar migratie gevierd in de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Bij deze nodig ik u en uw gemalin alvast van harte uit op de tentoonstelling ‘Ottomaanse kalligrafie’ in de Sint-Pietersabdij in Gent. Ik hoop trouwens dat de feestelijkheden rond deze herdenking niet louter een interne Turkse en Marokkaanse aangelegenheid zullen zijn, maar kunnen uitgroeien tot een feest voor alle burgers van goede wil.
In een krant werd uw vader een ‘baken van rust’ genoemd in dit bij momenten woelig en verdeeld landje. Voor u hoop ik dat u door de komende generaties zal worden erkend als een ‘baken van verbondenheid’ in een land van ‘eenheid in verscheidenheid’.